Globalisering

Niet iedereen is blij met globalisering. Wat dan wel? Weer katoen gaan weven in Twente is geen oplossing. Maar we kunnen wel de opbrengsten van die steeds meer verweven economieën verdelen onder iedereen. Daar heeft de hele samenleving baat bij.

Globalisering brengt nogal wat teweeg. Op wereldschaal verkleint het de ongelijkheid tussen landen, omdat arme inwoners van opkomende industrieën (denk China, denk Indonesië) meer gaan verdienen. Maar in het rijke Westen komt een groep in de verdrukking: mensen uit de lagere middenklasse, wier banen verdwijnen doordat de fabriek of dienstverlener waar ze werken naar Azië verhuist, mensen die concurrentie krijgen van nieuwkomers op de arbeidsmarkt die voor minder geld werken.

De Nederlandse textielindustrie legde bijvoorbeeld het loodje doordat uit Azië goedkopere kleding kwam. Productie van Philips-lampen ging naar voormalig Oost-Europa, Amerikaanse telefoons en laptops worden in Azië in elkaar gezet. Ook diensten verhuizen naar Azië, callcenters en helpdesks van westerse bedrijven zitten er.

Wie er wijzer van worden…

Duidelijke winnaars van globalisering zijn er ook. Grote bedrijven profiteren van het proces van economische, culturele en politieke integratie op mondiaal niveau. Ze kunnen onder meer goedkoper elders grondstoffen inkopen, of spullen laten maken in lagelonenlanden, wat hun winst ten goede komt; ook hun afzetgebieden groeien. Rijke particulieren profiteren ook: ze kunnen hun geld makkelijker parkeren in landen waar ze er weinig belasting over hoeven te betalen. Dat doen bedrijven trouwens ook. Staten die als tax haven fungeren, varen daar ook wel bij.

…en wie niet

Dat is natuurlijk fijn voor die betrokkenen. Voor iedereen die zijn baan verliest is het minder fijn. Voor regeringen van landen waar werkgelegenheid en vermogen verdwijnen, ook. Want het zijn de regeringen die het sociale vangnet moeten betalen waar werklozen in terechtkomen. En daar komen ze niet allemaal weer uit. Gevolg: groeiende verschillen in inkomen, een van de redenen voor de protesten tegen globalisering. De trubbels rond vrijhandelsverdragen CETA en TIPP hebben hier ook mee te maken. Kapitaal en arbeid leven met elkaar in een strijd-structuur. Ontwikkelingen als globalisering kunnen dan een bedreiging worden voor je bestaanszekerheid.

Weer katoen weven in Twente?

Maar wat dan? Kunnen we weer gloeilampen draaien in Eindhoven, katoen weven in Enschede? Nee, dat kunnen we niet. Zeker met de robotisering in het achterhoofd. Die neemt de maakindustrie steeds verder over. Die soupeert ook steeds meer banen op in de dienstensector. Globalisering is een ‘oerkracht’, zei Branco Milanovic, onderzoeker naar inkomensongelijkheid, onlangs in NRC Handelsblad. Die valt niet tegen te houden of terug te draaien. Maar wat we wél kunnen doen: de opbrengsten van die globalisering samen verdelen.

Liever anders verdelen

Nu bepalen aandeelhouders de verdeling van die winsten, omdat ondernemingen hun bezit zijn. Zij voorzien de bedrijven van het noodzakelijke kapitaal en verdienen daarvoor zeker een beloning. In veel gevallen zijn het ook zij die aan de wieg van de onderneming hebben gestaan. Zij hebben  het start-idee gehad en uitgevoerd, en mensen aan het werk geholpen. Dat verdient ook beloning.

Maar voor al die ondernemingen geldt dat ze hun idee niet (hadden) kunnen realiseren zonder hun medewerkers. Zonder hen kunnen ze niets leveren, niet het bedrijf verder uitbouwen. Zonder klanten kunnen ze evenmin, want die brengen uiteindelijk geld in het laatje. Welk bedrijf heeft iets aan grote winsten maar een verdampte markt? In een verarmde Nederlandse samenleving is alleen nog plaats voor de Action en de kiloknaller.

Hetzelfde geldt voor de overheid. Warren Buffet, de succesvolle grootbelegger, stelt dat als hij in Peru was opgegroeid, hij waarschijnlijk arm was gebleven. Zijn beleggerstalenten hadden nauwelijks mogelijkheden gehad om tot bloei te komen. Zeker niet in dezelfde mate als in de VS, met zijn onderwijssysteem, stabiel bestuur en ver ontwikkelde financiële infrastructuur.

Want iedereen draagt bij aan opbrengsten

Het zou goed zijn als die wederzijdse afhankelijkheid ook tot uiting komt in de besluitvormingsstructuur van ondernemingen. Bovendien is een bedrijf meer dan een geldmachine, het heeft ook een belangrijke sociale rol. Mensen geven zin aan hun leven en kunnen zich ontplooien door werk. Die maatschappelijke verantwoordelijkheid zou ook mee moeten wegen bij beslissingen van het bedrijf.

Op dit moment heeft één partij de overmacht. Zo kan die de besluitvorming domineren. Dat geeft de andere partij een vrijbrief om ernaast te gaan staan (en zijn hand op te houden).

Nieuwe kansen

Er zijn genoeg argumenten om uit de strijd-structuur tussen kapitaal en arbeid te stappen. Met consentbesluitvorming binnen de organisatie lukt dat. De topkring, een soort raad van commissarissen, is daarvoor de aangewezen plek. Daarin kunnen alle stakeholders hun gelijkwaardige plek in de besluitvorming hebben. Dan kan geen van de partijen de besluitvorming domineren. Dan kan een goede afstemming van belangen plaatsvinden bij het nemen van strategische beslissingen.

Dat biedt onze samenleving nieuwe kansen: bedrijfsbelangen en die van burgers zijn dan gelijkwaardig aan elkaar, en ze zijn medeverantwoordelijk voor elkaars welzijn. Want wat het ene deel van de samenleving doet, heeft effect op andere delen. De sociocratische topkring van een bedrijf is de plek om daar op een beter afgewogen wijze oplossingen voor te vinden.

De samenleving, dat zijn álle stakeholders

Nu voelen die afzonderlijke delen van de samenleving hun verantwoordelijkheid niet zo sterk. Dat geldt voor het werkende deel, dat geldt voor het ondernemende deel, en voor alle andere. Iedereen bevecht elkaar, voor het eigen gelijk, zonder oog voor de onderlinge samenhang. Zelfs in ons poldermodel is dat uiteindelijk zo. Om bij bedrijven te blijven: als ze de productie verplaatsen naar een lagelonenland, moet de overheid uiteindelijk hun oud-medewerkers maar aan inkomsten helpen.

Geen strijd tussen arbeid en kapitaal

Tegelijkertijd blijven bedrijven wél deel uitmaken van diezelfde samenleving. En zij hebben baat bij stabiliteit in die samenleving. Ook voor hen is het beter als de kloof tussen arm en rijk niet te groot wordt. Een te grote kloof leidt vaak tot sociale onrust, mogelijk stakingen en rellen, het ontwikkelingspotentieel van een samenleving wordt niet ten volle benut. Je zou kunnen zeggen: door de huidige besluitvormingsstructuur kan globalisering een bedreiging vormen voor samenlevingen.

Kortom: de financiële opbrengsten van globalisering zijn aanzienlijk. Het is logisch die financiële opbrengsten, vergaard mede dankzij de hele samenleving, ook ten goede te laten komen aan de héle samenleving. Verzet tegen globalisering zal verminderen: iedereen wordt er immers beter van.

Een andere verdeling van de opbrengsten geeft mensen ook meer kans een zinnige bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van de samenleving waar ze deel van uitmaken. Grotere welvaart en een snellere economische ontwikkeling zijn dan mogelijk.

Wil je graag verder praten over dit soort onderwerpen? Dat kan in de netwerkkring Samenleven van het Sociocratisch Centrum. Klik op de button hieronder of neem direct contact op met Annewiek Reijmer:
 jreijmer@sociocratie.nl
06-22246089